Eerste Wereldoorlog

Alhoewel Nederland gedurende de Eerste wereldoorlog neutraal is gebleven, had de grote oorlog wel degelijk effect op het land. Vanuit mobiliteitsperspectief zijn met name de preventieve mobilisatie en de bijbehorende vervoersbewegingen van invloed geweest.

Particulier vervoer

De toegenomen welvaart in de afgelopen anderhalve eeuw maakt het bezit en gebruik van eigen, particuliere vervoermiddelen mogelijk. Dat begint al eind 18de eeuw met de fiets en neemt vervolgens sterk toe met de ontwikkeling van allerlei gemotoriseerde vervoermiddelen.

Ontsluiting van Nederland

De wording van het moderne Nederland kenmerkt zich door de verbinding van alle landsdelen en bewoningskernen met elkaar. Na het waterwegennet wordt ook het spoorweg- en tramnetwerk aangelegd. De elektrificatie van het spoorwegnet vergemakkelijkt het frequent stoppen. Het lokaalspoor en een dicht netwerk van interlokale stoom- en elektrische trams vult dit netwerk aan. Dit dichte vervoersnetwerk in Nederland en België is uniek in de wereld.

Internationaal toerisme

De toenemende welvaart en de beschikbaarheid van allerlei soorten vervoermiddelen maakt het steeds makkelijker mogelijk om naar alle uithoeken van de wereld te reizen.

Mobiliteit als recreatie

Mobiliteit is tegenwoordig niet alleen meer praktisch: het is ook een vorm van vermaak geworden. Van rallyrijden tot zweefviegen tot zeilen, er zijn vele manieren waarop de vrije tijd wordt benut.

Vredesmissies

Nederland heeft als lid van de VN, NAVO en Europese Unie deelgenomen aan vele vredesmissies.

Globalisering

Met het ontstaan van steeds meer vervoersmogelijkheden neemt het voortdurend proces van wereldwijde economische, politieke en culturele integratie een nieuwe vlucht.

Deeleconomie

Een belangrijk kenmerk van het Openbaar Vervoer is het vaste vervoerspatroon. Het particulier vervoer kenmerkt zich juist door flexibiliteit. In de loop van de tijd zijn er diverse initiatieven geweest een openbaar vervoerssysteem te ontwerpen dat toch flexibel was.

Woon-werkverkeer

Door verdere groei van de steden en de buitenwijken stijgt ook de vervoersbehoefte. Hierdoor ontstaat een opvallend dicht netwerk van spoorwegen. Ook het wegenwet wordt uitgebreid om in deze behoefte te voorzien. De uitdijende grootstedelijke woonwijken zorgen ook voor de opkomst van de metro, sneltram en andere vormen van lightrail.

Omslag openbaar vervoer

De enorme toename van het particuliere autobezit na de Tweede Wereldoorlog sluit goed aan op de individualiseringsbehoefte van de bevolking. Hierdoor komen de openbaar-vervoerbedrijven echter in grote problemen. De autobus kan in de jaren ’60 de concurrentie met het privévervoer niet meer aan.

Containervervoer

Rotterdam is nu de grootste haven van Europa en behoort tot de top tien van de wereld. In het stukgoedvervoer vindt in de jaren ’60 een ware revolutie plaats door de ontwikkeling van de standaardcontainer. Rotterdam is nu nog steeds één van de meest geavanceerde en efficiënte containerhavens ter wereld.

Verzorgingsstaat

De verzorgingsstaat wordt uitgebreid met tal van overheidsbedrijven. Mobiliteit speelt hierin ook een rol, zowel bij het ontstaan van nieuwe taken als bij het moderniseren van bestaande taken.

Lifestyle

Vervoermiddelen zijn soms het symbool van bepaalde subculturen. Zo is bijvoorbeeld een bepaald type brommer of auto, naast de functie als vervoermiddel, ook een manier om je te identificeren met een bepaalde groep.

Mijnbouw

Speciaal voor de mijnbouw worden vooral railvervoermiddelen ontwikkeld. Deze gebruikt men ondergronds en bovengronds voor het vervoer van mensen, kolen en materieel. Ook voor het vervoeren van andere brandstoffen, zoals turf, olie en gas bestaan speciaal daarvoor ontwikkelde vervoermiddelen.

Sport

De opkomst van snelheids- en behendigheidssporten wordt mogelijk door de  toename van vrije tijd, maar ook door de ontwikkeling van nieuwe vervoermiddelen. Hiermee worden technische limieten opgezocht en verlegd. De georganiseerde, gereglementeerde en massale sportbeoefening is een relatief nieuw, twintigste-eeuws fenomeen, met regionale, nationale en later ook internationale wedstrijden.

Dagtrips

Door de toegenomen welvaart krijgen meer mensen meer vrije tijd, zoals het vrije weekend, extra vrije dagen en meer vakantiedagen. Mensen gaan meer reizen, sporten en winkelen. Voorheen kan alleen de maatschappelijke bovenlaag zich dat permitteren. Tot de jaren ’50 houdt men vooral vakantie in eigen land. Men maakt vooral dagreisjes per boot, trein en tram, later ook per fiets, auto, bus en motorfiets en – in de jaren ’50 en ’60 – ook op de brommer.

Werkvoertuigen

Bedrijven gebruiken steeds meer speciale werkvoertuigen in hun productieproces. Zij zetten werkvoertuigen in voor hun intern transport, maar ook voor het verbeteren van het  vervoer ‘naar buiten’. Dat zorgt voor een sterke ruimtelijke groei van hun markten.

Particuliere massamotorisering

De welvaart groeit in Nederland rond 1960 fors.   Dat leidt tot een toename van het bezit van personenauto’s. Het aantal auto’s nam toe van 140.000 in 1950 tot 2,5 miljoen in 1970. De ontwikkeling van relatief goedkope gezinsauto’s maakt het hebben van een eigen auto algemeen.

Verdere landbouwmechanisering

De laatste anderhalve eeuw wordt de agrarische sector steeds grootschaliger. Het gebruik van paarden blijft nog tot de Tweede Wereldoorlog voortgaan. Daarna wordt de landbouw sterk gemechaniseerd door de ontwikkeling van de tractor en andere gemotoriseerde landbouwwerktuigen. De effeciëntie en productiviteit van de landbouw neemt daardoor toe. Dat leidt weer tot de verdere ontwikkeling van de industrie- en dienstensector en de groei van de export.

Koude oorlog

Door de Wereldoorlogen en de daaropvolgende Koude Oorlog, waarin Nederland een trouw NATO-bondgenoot is, neemt de omvang van de strijdkrachten sterk toe.

Wederopbouw

De periode van de wederopbouw kenmerkt zich door hard werken, schaarste en soberheid. Het grotendeels verwoeste wegennet en de verloren vervoerscapaciteit moet worden hersteld. Vrijwel alle locomotieven en wagons zijn weggevoerd of vernietigd. De hele Rijnvloot en de halve koopvaardijvloot is verloren gegaan. Dat geldt ook voor een op de twee vrachtwagens. Het economisch herstel van Nederland is vooral te danken aan de Amerikaanse Marshallhulp. Wat ook meehelpt is het hergebruik van oud oorlogsmaterieel, het herstel van West-Europa en het Ruhrgebied, de Europese samenwerking en de inkomsten uit aardgas.

Emigratiegolf

Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat misschien wel de bekendste Nederlandse emigratiegolf. Vooral jonge stellen kiezen ervoor om een nieuw bestaan op te bouwen buiten Nederland. Hierbij spelen economische motieven een rol, maar ook angst voor het uitbreken van een Derde Wereldoorlog. Populaire bestemmingen zijn de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.

Internationale samenwerking

De Benelux is de voorloper (oprichting 1944) van de Europese samenwerking in de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) en de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Deze samenwerking leidt tot toename van vervoer tussen, en internationale productie door, de lidstaten.

Tweede Wereldoorlog

Nederland en Nederlands-Indië worden in de Tweede Wereldoorlog ingelijfd door respectievelijk Duitsland en Japan. Deze  gebeurtenissen staan diep in het collectief geheugen gegrift. De oorlogshandelingen zelf en het bezit en het verlies van de koloniën, en dan met name van Nederlands-Indië, hebben ook grote invloed gehad op de ontwikkeling van vervoermiddelen.

Industriële revolutie

De snelle groei van het autobezit tussen de beide Wereldoorlogen komt door de overschakeling van handmatig gemaakte voertuigen naar massaproductie, waardoor voertuigen veel goedkoper worden. De overgang van de automobiel als een gemotoriseerde koets naar een in staal gefabriceerd product met een redelijk tochtvrije carrosserie maakt de auto bovendien geschikt voor het Nederlandse klimaat.

Koloniën

Al sinds de 16e eeuw bezat Nederland gekoloniseerde gebieden in onder meer  Nederlands-Indië, het gebied dat we nu Indonesië noemen. Na vier jaar oorlog wordt Indonesië in 1949 officieel onafhankelijk. Voor het vervoer naar en in de overzeese gekoloniseerde gebieden zijn naast schepen ook  vliegtuigen en treinen gebruikt.

Opkomst bulktransport

Mechanisering van het vervoer leidt tot de mogelijkheid om goederen in bulk te vervoeren. Dit gaat hand in hand met professionalisering en centralisering van de productie.

Internationaal vervoer

Zakelijk en recreatief vervoer binnen Europa neemt gedurende de 20ste eeuw een grote vlucht. Dit wordt mogelijk door een steeds beter, maar vooral ook beter betaalbaar aanbod van vervoermiddelen.

Verstedelijking

De sterke  groei van de bevolking in de eerste helft van de 20e eeuw leidt tot een flinke groei van de steden. De industrialisatie zorgt voor nieuwe werkgelegenheid in de steden en voor nieuwe industriegebieden. Steeds meer mensen trekken van het platteland naar de steden op zoek naar werk en inkomen.

Nederlands fabricaat

Nederland produceert al lange tijd  vervoermiddelen van hoge kwaliteit. De scheepsbouw, auto-, vliegtuig-, brommer- en fietsindustrie leveren een aantal succesvolle producten, die het beeld van Nederland karakteriseren.

Wegennet

In ons land wordt een opvallend dicht netwerk van met name landwegen ontwikkeld.

In de ban van de vooruitgang

Nieuwe, snelle en technologisch hoogstaande vervoermiddelen als trein, auto en vliegtuig staan symbool voor vooruitgang. Fietsen, brommers, motoren en auto’s worden niet enkel om hun nuttige gebruiksdoel  aangeschaft, maar ook om hun uitstraling.

Ambulante handel

In de 20e eeuw verandert het straatbeeld door de opkomst van de lokale distributie of ambulante handel. Bakkers, melk- en groenteboeren gaan langs de deur om hun waar te verkopen: van handkar tot SRV-winkelwagen en van scharensliep tot parlevinker.

Land- en tuinbouw

Nederland industrialiseert aanvankelijk langzaam. Eind 19e eeuw werkt nog zo’n 40% van de bevolking in de landbouw en visserij. De opkomende industrialisatie leidt tot mechanisering in de land- en tuinbouw.

Overheidstaken

De laatste anderhalve eeuw komen steeds meer diensten onder de verantwoordelijkheid van de overheid te liggen. Voorbeelden zijn de postbezorging, de brandweer en het spoorwegnet.

Opkomst verbrandingsmotor

De verbrandingsmotor komt tot rijpheid. Na een experimentele fase is de benzine- en later de petroleum- en dieselmotor als bedrijfszekere en goedkope krachtbron voor allerlei toepassingen beschikbaar. De ‘ontstoming’ begint.

Vroege visserij

Visserij is lange tijd een belangrijke bron van voedsel en inkomen in Nederland. Een grote variëteit aan schepen viste in verschillende gebieden.

Stoomtijdperk

De stoommachine wordt de belangrijkste krachtbron, zowel in de industrie, in de scheepvaart als in het railvervoer en zelfs op de weg. Voordien was men aangewezen op water- en windkracht en op menselijke en dierlijke spierkracht.

Paardentractie

Het gebruik van paarden om hun trekkracht, zoals bij paard-en-wagens, hessenwagens, trekschuiten, boerenwagens, postkoetsen
en rijtuigen was eeuwenlang onmisbaar. En ook de mens zèlf heeft met bijvoorbeeld handkarren altijd een belangrijke rol gespeeld in de vervoergeschiedenis. Hand- en paardenkracht zijn nog lang belangrijk gebleven, bijvoorbeeld in de landbouw, maar ook in het lokale vervoer. Pas na de Tweede Wereldoorlog verdwenen deze manieren van voortbeweging grotendeels van het mobiliteitstoneel.

Proloog

Mobiliteit is ook voor 1850 al belangrijk in het leven van de Nederlander. Vanaf 1850 raken de ontwikkelingen echter in een stroomversnelling en komt het moderne Nederland op zoals wij dat nu kennen. De proloog laat enkele voorbeelden zien van vervoermiddelen die al eeuwenlang gebruikt werden.